strandpaalsteen

Het echte geheim van Texel

strandpaalsteen

 

Foto: De proefopstelling van Govert van Noort op de Hors op Texel. Aan de strandpaal werd vuursteen geplaatst om de invloed van het ‘zandstralen’ door de wind op het oppervlak van de stenen te volgen. Het overgrote, lage deel van Nederland kent geen grotten, en dus moet men voor prehistorische rots-tekeningen en -schilderingen naar het buitenland, met name Frankrijk. Wereldberoemd is de grot van Lascaux, en nog steeds worden nieuwe plekken met vergelijkbaar mooie rotskunst gevonden in Frankrijk: in 1994 bij Chauvet in de Dordogne en in 1991, heel spectaculair, onder water in één van de Calanques bij Marseille. Ten tijde van de grotbewoning stond de zeespiegel tientallen meters lager, vandaar. Behalve de rotstekeningen worden in die grotten ook veel stenen werktuigen en fossiele beenderen van de gedode prooien aangetroffen. Die stenen werktuigen werden niet alleen door de makers van de rotstekeningen geslagen – de Cro-Magnon mensen zo’n 30 000 jaar geleden –  maar ook al door de Neanderthalers. De ‘culturen’ van de werktuigen uit de Steentijd zijn genoemd naar de plaatsen waar het betreffende type stenen werktuigen het eerst werd gevonden. Zo zijn de cultures Acheul, Tayacien en Micro-Mousterien van de Neanderthalers, en Aurignacien, Hamburg en Ahrensburg van de Cro-Magnon mens, allemaal genoemd naar Franse en Duitse vindplaatsen. Elke cultuur kenmerkt zich door een eigen afslagtechniek en typen werktuigen, leidend tot voor de expert herkenbare verschillen in de vorm en het assortiment van de ‘artefacten’ (= de stenen werktuigen) zoals bijlen, pijlpunten, schrapers etc.

En wat veel Nederlanders niet weten of beseffen : die Neanderthalers zijn de oudste bewoners van de kern van Nederland zoals die gevormd is tijdens de Saale ijstijd van 195000 tot 125000 jaar geleden. Het ijs bedekte de helft van Nederland en na de terugtrekking van het ijs bleven de stuwwallen achter: de Utrechtse Heuvelrug, de Sallandse Heuvelruggen, het Drents stuwwal plateau, en ook de Hoge Berg op Texel.

Na de Saale ijstijd steeg de zeespiegel sterk maar bleef het gebied van de Hoge Berg in verbinding staan met de andere opgestuwde gebieden in Noord-Nederland en vormde het zo een schiereiland.

 

Ook tijdens en na de Weichsel ijstijd bleef de Hoge Berg op Texel een ‘rots in de branding’ en is zelfs de plaats en de vorm van onze Noordzeekust en de boog van de waddeneilanden in grote mate te wijten aan de aanwezigheid van dit ‘anker’. Rond 13000 jaar geleden was het poolklimaat weer zo ver teruggetrokken dat menselijke bewoning van noordwest-Europa weer mogelijk werd en trokken de Cro-Magnon met de rendieren mee naar Texel en verder de vlakte in, wat nu de Noordzee is.

 

De Hoge Berg is een gebied dat daarmee al sinds prehistorische tijden bewoond is, en waar Govert van Noort, een amateur-archeoloog uit Den Burg, al honderden stenen werktuigen heeft gevonden. Bijna al die cultures die hierboven zijn genoemd, zijn al op de Hoge Berg door hem aangetroffen. Alleen de Ahrensburg cultuur niet, maar die heeft Van Noort beschreven aan de hand van bewerkte rendier-botten die in netvangsten op de Noordzee door Texelse vissers zijn gevonden.

Wat maakt deze vondsten nog specialer? Ze lijken als twee druppels water op de beruchte stenen die Tjerk Vermaning vanaf de zestiger jaren in Drenthe heeft gevonden.

 

De opvallende overeenkomst zit vooral in de ‘hoogglans’ van de stenen op de plekken van de steen waar niets afgeslagen is. Die hoogglans van de stenen werktuigen van Drenthe en van Texel werd vroeger aangeduid met de term ‘windlak’. Door velen waaronder de professionele archeologen in Groningen werd dit in verband gebracht met het effect van zandstralen door wind en stof. ‘Windlak’ wees er dan in die redenering op dat de stenen lang open en bloot aan het oppervlak hadden gelegen en daar waren verweerd. Kortom, hoogglanzende stenen werktuigen lagen per definitie niet meer op de plek waar ze ooit waren gemaakt en gebruikt. Ze konden zeker niet ongestoord in de juiste bodemlaag opgesloten zitten en deze ‘verspoelde’ stenen konden dan ook niet voor een goede datering gebruikt worden. Althans volgens de toenmalige redeneringen. Een volgende stap, achteraf zeer betreurenswaardig, was dat een groot deel van de collectie van Vermaning als ‘vals’ beschouwd werd.

 

Van Noort kwam op het NIOZ in aanraking met een nieuwe techniek om groeiringen in schelpdieren te tellen en ging die ‘acetaat peel’ methode toepassen om het oppervlak van stenen werktuigen onder de microscoop te bestuderen. Hij ontdekte al snel dat de hoogglans van de Texelse stenen juist niet door windinvloed werd veroorzaakt maar het gevolg was van een afzetting van hyaliet-glas op de stenen, een glasheldere neerslag van zuiver kiezelzuur (silicaat). Dit proces vond plaats aan het eind van de Saale ijstijd. Als deze stenen enige maanden op de Hors werden gezandstraald (zie foto) werden ze juist dof, en verloren ze hun glans. Om een lang en ingewikkeld verhaal kort te maken: de stenen werktuigen in Drenthe (en op Texel) werden ter plaatse gemaakt en zijn ter plekke in de betreffende bodemlagen bewaard gebleven en nooit ‘verspoeld’ geraakt.

 

Jan Knippenberg heeft de ontdekkingen van Govert van Noort op de Hoge Berg nog meegemaakt – een eerste artikel over de vondsten op de Hoge Berg verscheen al januari 1988 in de Texelse Courant – en Jan als geschiedenisleraar besefte dat onder zijn ogen de bewonershistorie van Texel met een sprong van honderdduizend jaar terug in de tijd verlengd werd. Het zal hem deugd gedaan hebben dat zo lang geleden al ‘ultralopers’ op Texel actief waren: in achtervolging op de zoogdieren van die tijd.

 

Door de publicaties van de Zuid-Afrikaanse antropoloog Louis Liebenberg

wordt steeds duidelijker dat het vermogen tot ultralopen heel oude evolutionaire wortels heeft, zie bijvoorbeeld het NRC-artikel ‘Rennen tot de koedoe er bij neervalt’, dat ook op UltraNed is gepubliceerd  Des te fascinerender is het daarom dat de loper aan het eind van zijn lange tocht op 9 april door het gebied van de Hoge Berg komt. Op de plek waar de loper straks een welverdiend kopje soep op de wielerbaan krijgt hebben zijn prehistorische voorouders misschien al een basiskamp gehad waar de buit van de lange drijfjacht werd geconsumeerd.

 

Naschrift. Govert van Noort is al enige tijd bezig om een boek te schrijven over al zijn vondsten op Texel en het opgeviste materiaal uit de Noordzee. Wie nu al meer wil lezen over de ‘zaak Vermaning’ en de diepe controverse tussen professionals en amateurs die dat tot gevolg heeft gehad, wordt verwezen naar de site van de Actieve Praktijk Archeologie Nederland (APAN): www.apanarcheo.nl/

Daar worden tal van aspecten verder uitgediept, geillustreerd met vele foto’s. Het is verhelderend om te zien hoe moderne onderzoeksmethoden in combinatie met gezond verstand duidelijk maken dat de stenen van Vermaning ten onrechte als vervalsingen werden bestempeld door Groningse geleerden. Dit heeft er toe geleid dat tot op de dag van vandaag het steentijd-onderzoek in Nederland in een impasse verkeert. Ook niemand van de betaalde geleerden aan andere universiteiten heeft een diepgravend, objectief en onafhankelijk onderzoek van het Drentse plateau aangedurfd. Heel triest is dat studenten in de archeologie nog steeds opgevoed worden met de opvatting dat Vermaning en zijn ‘discipelen’ geen geloofwaardig beeld van Nederland in de midden-steentijd schetsen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat onder de APAN-leden grote frustratie leeft over de weinig professionele houding van de officiële Nederlandse archeologen. APAN-onderzoekers voelen zich gesterkt dat bij het tonen van ‘Vermaning-artefacten’ aan buitenlandse geleerden die de stenen als echt erkennen maar het soort vuursteen niet thuis kunnen brengen en vervolgens zeer enthousiast worden als ze horen dat de betreffende vindplaatsen in Nederland liggen.

Onder de grote wetenschappelijke schandalen van na de Tweede Wereldoorlog staat op plek 1 ongetwijfeld de spionage-zaak van de Pakistaan Abdul Khan bij de ultracentrifuge in Almelo. Maar ook de zaak Vermaning heeft bij het grote publiek een podiumplek want daar is aan de naam Vermaning toch het predicaat ‘vervalser’ blijven kleven. Ondanks dat het gerecht hem ook in tweede instantie indertijd heeft vrijgesproken, bleef Vermaning omstreden en is hij verbitterd (en te vroeg) gestorven. Het schandaal hier is juist omgekeerd: Vermaning was helemaal geen vervalser maar zijn stenen en zijn visie pasten niet in de Nederlandse wetenschap. Het zal nog wel een generatie duren voordat ook de professionele archeologie publiekelijk durft te erkennen dat Tjerk Vermaning eerherstel behoeft. Laat het Drents Museum in Assen zich in ieder geval bewust zijn dat de ooit aangekochte collecties van Vermaning het geld dubbel en dwars waard zijn geweest, en dat wat nu in de kelders ligt opgeslagen ooit weer in volle glorie in de vitrines kan liggen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.