De Zestig van Texel

Koen de Vries

Eindelijk is het gelukt. Vier jaar heb ik op een ei zitten broeden en dat is gisteren, tweede paasdag, uitgekomen. In 2011 mislukte m’n eerste poging de Zestig van Texel uit te lopen door een runnersknee. In 2013 zocht ik totaal verkleumd voortijdig de auto op en daarna had ik geen goed gevoel bij de editie van 2015. Zou ik het nog eens proberen of concluderen dat die Zestig niets voor mij was? Het gevoel won het van het verstand en daar ben ik nu buitengewoon blij mee. 

Jan van Doorn betrapte me er al snel op. Om half zes vertrokken we vanuit Heinkenszand richting Texel en hij vond me zo vroeg op de morgen al een beetje ‘hyper’. Inderdaad, ik was druk en dat kwam omdat ik behoorlijk zenuwachtig was. Eigenlijk is dat niks voor mij. Als ik ga hardlopen treedt de totale ontspanning in en ben ik de rust zelve. Maar die Zestig van Texel moest en zou ik uitlopen, terwijl ik wist dat ik het moeilijk zou krijgen. Zestig kilometer in zeven uur, met bijna 15 kilometer zwaar zand en harde wind, voor mij zijn dat niet de meest ideale omstandigheden. 

Voor de afleiding gingen we na aankomst op Texel eerst maar eens naar de 120-kilometerlopers kijken, die bij de veerhaven halverwege waren en daar omkeerden. Er waren er nog maar een paar voorbij toen we Giel Joziasse al zagen aankomen. Hij zat in hetzelfde schuitje als ik. Zijn eerste twee pogingen de 120 kilometer te bedwingen waren mislukt en nu moest het eindelijk eens gebeuren. Na 5.28 had hij de eerste 60 erop zitten. Dat was razendsnel, terwijl hij er nog goed uitzag. Ik liep een stukje met hem mee. Met “Ik zie je straks wel op de terugweg”, nam hij afscheid. Ik zag dat er niet van komen. Giel had 35 minuten voorsprong en ik had me voorgenomen het heel rustig aan te doen. Dat voornemen was ik al na één kilometer vergeten. Vanaf de start had ik dat heerlijke loopgevoel. Wat ging het lekker, wat voelde ik me geweldig. Die eerste kilometer ging in 4.50, waarna ik me geschrokken enigszins tot de orde riep. Dat moest langzamer! 

Het ging ook langzamer, het goede gevoel bleef. De tweede opsteker kwam op het strand. Dat lag er veel beter bij dan de voorgaande twee edities. Je hoefde er niet te ploegen, je kon er lekker hard. Enig nadeel was de harde noorden wind die in het nadeel blies. Maar ook daar was een oplossing voor. Na een paar kilometer kwam Vincent langszetten, achter wiens brede rug ik kroop. Na een poosje wilde ik hem aflossen, maar dat hoefde niet. “Ik ben aan het trainen, blijf maar lekker achter me.” 

Vincent ging eigenlijk iets te hard voor me, maar omdat ik in de luwte liep, liet ik hem niet gaan. Vol in de wind lopen kostte evenveel kracht. Vincent was een beetje hyper, net als ik. Hij sloeg lopers die we passeerden op de schouder, schudde hun de hand, riep naar toeschouwers, maakte allerlei gebaren, ook op momenten dat er naar mijn stellige overtuiging niemand in de buurt was. Kortom, ik herkende mezelf wel een beetje in hem. Na het eerste strand was ik Vincent kwijt, maar al vroeg op het tweede strand kwam hij weer voorbij stekkeren. Een Belg had zijn slipstream al gevonden en zo maakten we een treintje van drie. 

Toen het daarna door de duinen verder naar het noorden ging kwam ik ‘de bus’, zoals een toeschouwer het noemde en ook daarin kon ik lekker uit de wind lopen. Dat was afgelopen toen we de duinen over moesten. Ik wilde de helling niet rennend nemen in de wetenschap dat de verzuring op de loer lag. Ik was het groepje kwijt en moest in m’n eentje de laatste zes kilometer naar het noordelijkste puntje, met wind tegen, afleggen. Vincent zag ik in de verte verdwijnen. 

Daar ergens stond Jan met een drinkbus en dat was voor mij de gelegenheid om eens even lekker een stukje met hem op te wandelen. Jan zei op de terugweg naar Zeeland dat hij daar dacht dat het weer niet zou lukken, maar daar was ik niet bang voor. Het stemmetje dat zei dat ik verstandig moest zijn en het rustig aan moest doen, hoorde ik daar luid en duidelijk. 

Langs de oostkant van Texel ging het verder. Tot een kilometer of 50 draaide het weer lekker, de kilometers bleven ruim onder de 6 minuten, een eindtijd van ver onder de 6 uur lonkte. Ik kon het zelf bijna niet geloven. De Waddenzee lag er prachtig bij, daar had ik toen nog oog voor. Toen moest ik wat inleveren. Tot m’n verbazing achterhaalde ik Giel en we liepen een eindje met elkaar. ”We gaan het halen”, zei ik tegen hem en hij moest ondanks de 110 kilometer die hij in de benen had even lachen. ”Ja, maar wel voor de laatste keer”, zei hij. “Al moet ik wel uitkijken met wat ik zeg. Dat heb ik meer gezegd, bijvoorbeeld na de Spartathlon.” En die Spartathlon gaat hij, na het succes van vorig jaar, weer lopen. 

Niet veel verderop zag ik Vincent weer. Hij stond geparkeerd in de berm. Ik heb naar hem gezwaaid, hem aanmoedigingen toegeroepen en hem op de schouder proberen te slaan, maar m’n coördinatie was niet optimaal meer. Het werd een slag in de lucht. Toen Giel ging drinken liep ik een stukje op hem uit en daarna stond plotseling ergens de man met de hamer. De Transgrancanaria en een paar lange trainingen erna eisten hun tol. De zon kwam door, het werd warm en m’n kilometertijden gingen richting 6 minuten. Giel kwam langszij, liep van me weg en ik zou hem pas na de finish terugzien. 

Bij de laatste drankpost stond een man die me aansprak. ”Ha Koen. Wil je m’n naam vermelden in je blog? Dat zou ik leuk vinden.” Ik kende hem niet en vroeg zijn naam. Die was ik al snel weer vergeten. M’n lijf had al z’n energie nodig om m’n benen aan de praat te houden. Hij bleek met Leendert van de Ven uit Zoutelande vorig jaar de marathon van New York gelopen te hebben en gaat dat dit jaar weer doen. 

Mijn benen leken de laatste kilometers in brand te staan. Desondanks maakte een euforisch gevoel zich van me meester. Ik ging de Zestig van Texel uitlopen! Dat baalgevoel dat ik vier jaar in groeiende mate met me meegenomen had was weg. Ik zit een beetje raar ik elkaar. Als iemand anders iets moois presteert, kan ik vaak blijer voor hem of haar zijn dan als ik het zelf doe. Daar was dit keer geen sprake van. Het ei dat ik vier jaar geleden legde, was uitgebroed. Wat een feest. 

Ik finishte in 5.47 en was daar Stik Blieë mee. De familie Joziasse zorgde voor de drank, terwijl ik uitgepeerd in een stoeltje zat. Die jongen kwam weer langs, ik vroeg zijn naam nog eens, vergat hem weer, zag hem onder de douche opnieuw, vroeg met de nodige excuses opnieuw z’n naam en kon me die, toen ik in m’n eerste biertje hapte, opnieuw niet herinneren. 

Gelukkig stuurde hij daarna via Facebook een vriendschapsverzoek. Daarom kan ik toch nog melden hoe hij heet: MARCEL KEMP. Gefeliciteerd Marcel. Toen je bij die laatste post stond, had ik even het idee dat het nog weleens heel lang kon duren voordat je bij de finish zou zijn. Maar dat viel mee. Je finishte slechts een minuutje na mij. Dat is karakter! Trouwens, ook Vincent haalde de streep. Hij had wat meer tijd nodig voor dat laatste stuk: twintig minuten extra. 

Als ik het goed heb, was ik de laatste Zeeuw die finishte. In de laatste kilometer kwam m’n voormalig loopmaatje Ingrid IJsebaert me nog voorbijzetten. Eigenlijk deden alle Zeeuwen het geweldig. Huub van Noorden werd derde, Tim Pleijte vierde en ook Marco Geldof, Michel Buijck en Edward de Leng eindigden in de top van het klassement. 

Koen de Vries 
 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.