Bijna achttien

Bijna achttien

Een ode aan een Citroën BX, even oud als De Zestig van Texel

Aad Butter, beginnend aan zijn slotrondje op de wielerbaan, bij de finish van De Zestig van Texel, 1 april 1991 (Foto Texelse Courant)

 

Op deze foto was ik nog maar twee weken oud. Trots reed mijn chauffeur achter die hardloper aan, de eerste winnaar van De Zestig van Texel, 1 april 1991. Mijn baasje dacht dat het zo hoorde, dat je als ˜racedirector’ achter de koploper aan reed, zeker omdat die arme Aad Butter anders die laatste kilometer alleen over de wielerbaan had moeten lopen.

Die Tweede Paasdag begon voor mij slecht. Op het pleintje bij de hoofdingang van het NIOZ ging iemand een mobiele telefoon bij mij installeren – zo’n groot prehistorisch model dat een Texelse aannemer ter beschikking had gesteld. De ‘technisch onderlegde’ vrijwilliger prikte het snoer in de opening van mijn sigarettenaansteker. Dat deed ‘au’, en prompt vloog er één van mijn zekeringen uit. Toen wilde mijn motor niet meer starten en was mijn baasje een beetje zenuwachtig of ik nog op tijd weer aan de praat te krijgen was. Het was voor hem en de andere organisatoren toch al een hectische ochtend want voor iedereen was alles echt helemaal nieuw. Alle lopers moesten zich nog inschrijven. Ze hadden ook nog niet allemaal door dat het NIOZ alleen startplaats was en dat de bagage ingeleverd moest worden voor vervoer naar de Koninghal in Den Burg.

Gelukkig werd mijn kapotte zekering gevonden en verwisseld voor een nieuwe en konden we op weg naar Ecomare. Daar in de buurt moest mijn chauffeur later op de ochtend de marathon starten. Pal bij Ecomare was de wissel van de estafette en de tijdwaarneming van de doorkomsten van de ultra. Het was daar een grote chaos omdat er ook veel aanloop was bij het zeehondencentrum. De lopers moesten zich tussen de auto’s van de toeristen door wringen om bij de verzorgingskraam hun natje en droogje te kunnen pakken.

De directeur van Ecomare zag het hoofdschuddend aan en had na afloop de duidelijke boodschap dat dit ‘eens maar nooit weer was’. Sindsdien heeft de organisatie de route over het Paggapaadje verlegd, zuidelijk van Ecomare. Maar dat pad ken ik niet, daar mag ik niet rijden.

Bij die eerste Zestig van Texel snapte ik niet alles van dat drukke gedoe en volgens mij had ook niet iedereen binnen de organisatie evenveel sjoege van wat er nou precies allemaal loos was …. De tweede keer werd het nog veel interessanter: toen kwam de 120 km er bij. Bij elke editie moest ik voortaan heel vroeg uit de veren om naar de Potvis te rijden.

De 120 km lopers die daar geslapen hadden propten zich in mijn stoelen om naar de startplaats op de wielerbaan gebracht te worden. Na die start in het donker scheurden mijn baasje en ik naar verschillende punten langs de route om de doorkomst te volgen. Bij de Slufter ging ‘ie dan nog een eindje meehollen met de koplopers, maar dat is er de laatste edities geloof ik niet meer van gekomen (hij wordt kennelijk ook een dagje ouder).

Als het met hardlopen te maken had, werden het uberhaupt vaak spannende ritten. Ik weet nog die keer dat mijn chauffeur zo nodig een halve marathon in Amsterdam moest lopen met een paar clubgenoten, want dan finishten ze in de Arena en dat leek hen hartstikke leuk. Enfin, aan het eind van de dag reden we terug, en waren ze eerst vol stoere verhalen. Het werd steeds stiller, want mijn baasje begon plankgas te rijden op de A7, om te proberen de boot te halen. Het was niet eens de laatste, een uur later ging er nog een. Maar ja, de heren hadden geen zin in een uur wachten. Ze moesten eens weten wat ik al afgewacht heb!

Op Texel had ik mijn vaste ritjes van huis naar het NIOZ, of dichterbij naar de OSG in Den Burg. Daar zette mijn bazin me meestal naast de rode Volvo 240 Estate van de familie Knippenberg. Die Volvo was, net als zijn baasje, een echte pestkop. Altijd van die rotopmerkingen over mijn plastic onderdelen en dat hij toch veel degelijker gebouwd was. En waarom ik nog niet in Schotland geweest was, ongetwijfeld omdat ik niet links durfde te rijden. Ik vond dat ik al links genoeg was, met een baasje die dienst heeft geweigerd.

Van Groningen heb ik heel veel gezien. Eerst ging de dochter daar studeren en later ook de zoon. En als die weer naar een andere kamer gingen verhuizen, werd ik opgetrommeld en ging de bedspiraal op mijn dwarsdragers naar het volgende adres. Ze hebben me toen flink afgebeuld met al die verhuisritjes. Elke kuil en ieder riooldeksel van de binnenstad heb ik wel een keer gevoeld …. Maar ik vond het leuk om dochter en zoon weer een dag of wat intensief mee te maken.

Na zes jaar werd ik ’tweede auto’. Mijn baas en bazin kochten zo maar een stomme blauwe Xantia en omdat ze voor mij bijna niets zouden krijgen, hebben ze me ‘maar gehouden’. Vanaf toen werd ik ook regelmatig uitgeleend. Ook onder collega’s, die me voor het eerst naar, jawel, Schotland brachten. Interessant, al die roundabouts linksom, het is net of je rijdt op een schaatsbaan met de klok mee en pootje over aan de verkeerde kant moet doen. Toen ze na hun proeven op het instituut in Oban een grote aluminium kist met apparatuur in mijn achterbak stopten, deed een van de twee de klep wat te enthousiast dicht. Mijn achterruit knalde in duizend stukjes want de hoeken van die stevige kist staken teveel naar achteren uit.

Reed ik de hele terugweg met een plastic zak van ‘Royal Mail’ op mijn kont geplakt. Bij Loch Lomond werd ook nog mijn rechterbuitenspiegel er wreed afgereden omdat die lui te dicht tegen de as van de weg zaten. Ze waren wel wat benauwd toen ze terug op Texel aan mijn baasje moesten opbiechten wat er gebeurd was. Maar die begon stom te lachen en zei : ‘Jullie mogen vaker die auto mee, want als jullie zo doorgaan, heb ik over 5 jaar een nieuwe BX’.

Toen de dochter des huizes haar rijbewijs had, kwam ik gelukkig ook weer eens in mijn thuisland, Frankrijk. En dan zonder zo’n zware vouwwagen achter mijn kont, heerlijk, lekker heuveltje op en heuveltje af, en zelfs bergje op en bergje af. Maar een keer heb ik mijn dochter en haar vriendin op vakantie lelijk in de steek gelaten. Dat was echt niet mijn schuld, dat was gewoon achterstallig onderhoud. Die meiden wilden persé over de Périférique en dat was best grappig, want ik zag soms wel 5 soortgenoten tegelijk. Maar we waren net Parijs voorbij toen ik mijn LHM moest laten lopen. Het was al laat op vrijdagmiddag. Zij baalden als een stekker want er was geen garage meer die mijn veersysteem nog voor het weekend wilde repareren. Wat er toen gebeurde: ze lieten mij op hun beurt in de steek! Ze hadden zo’n ‘Reis en Kredietbrief’ en omdat ze de boot naar Corsica moesten halen, kregen ze een ‘vervangende auto’. Dat werd een Renault Scenic. Zij hartstikke blij, want dat kreng had nog airco ook. Pas op de terugweg moesten ze die weer omruilen en het laatste stuk met mij naar huis rijden.

Als mijn baas naar het werk gaat, doet hij dat altijd met mij. En twee keer in de week gaat hij, dan op de terugweg hardlopen in het bos of op het strand en ploft met zijn natte of vuile hardloopbroek op m’n bestuurdersstoel. Daarvoor gebruikt hij mij, de Xantia moet zogenaamd schoon blijven. Ja ja, hij zegt niet dat hij onder de plak zit en dat de Xantia door mijn bazin gebruikt wordt.

Ik geloof dat ik de 10e editie van De Zestig van Texel niet meer mee mag maken. Mijn baas parkeerde laatst bij de garage en ging binnen smoezen. Het zal mij niet verbazen dat hij tegen de garagehouder gezegd heeft dat hij mij niet meer voor de APK ging aanbieden. Na achttien jaar trouwe dienst dumpt hij me op dat grasveldje met andere Citroën-lijken daar naast die garage. Als ik in mijn hoogste stand zou staan, dan kan ik vanaf die grafplek nog net de ingang van de Nederlanden zien, waar de lopers straks op 13 april 2009 het zandpad indraaien. Die spannende dag van de wedstrijd ben ik er verder niet meer bij, definitief op non-actief. In ieder geval zal hij nog gaan merken, als hij in die stomme Xantia rondrijdt, dat er op het eiland niet zoveel meer naar hem gezwaaid wordt. Mij samen met hem kenden ze tenminste. Hij zal me nog missen.

(Op zaterdag 14 maart – de dag waarop de APK verliep – reed ZF-84-ZP nog met een fiets achter op de trekhaak naar de Halve Marathon De Waal waar de chauffeur als scheidsrechter in het veld van lopers meefietste. Maandagmorgen 16/3 werd de BX definitief geparkeerd bij de garage aan de Ruigendijk en kreeg de eigenaar zijn vrijwaringsbewijs.)

Deze column verscheen 18 maart 2009 op UltraPlatform.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.